Bemesting en gewasbescherming
Op deze pagina vindt u informatie over:
Bij de bemesting van graszaad is gebleken dat een gedeelde bemesting opbrengst verhogend werkt. Overleg met uw teeltadviseur hoeveel en in welke vorm u de bemesting toedient. Ook is gebleken dat een zwavelbemesting bij de eerste gift moet worden toegediend, omdat dit op een later tijdstip geen zin meer heeft.
Meststoffen
Stikstof in de vorm van kalkammonsalpeter wordt nog steeds veel gebruikt in de graszaadteelt. Blijft u deze meststof gebruiken, deel de gift dan in 2/3 vroeg en 1/3 later. Zorg bovendien voor een toevoeging van zwavel. Ook bemesting in de vorm van vloeibaar NTS maakt steeds meer opgang. Bij het gebruik van vloeibaar NTS is ook een gedeelde bemesting aan te bevelen. In deze meststof zitten snel- en traagwerkende bestanddelen en ook zwavel zit er in voldoende mate in.
Urean
Een andere alternatieve meststof is Urean. Het grote voordeel van Urean is de goede verdeling. Na toediening duurt het circa 2 dagen voordat het beschikbaar is voor de plant. Er kunnen ammoniakverliezen tot 10% optreden op droge gronden. Regen kort na toepassing is positief.
Let op: Het grootste risico van Urean is verbranding. Spuit Urean op een droog afgehard gewas. Zorg ook dat uw spuit geschikt is voor vloeibare meststoffen.
Drijfmest
Het voordeel van drijfmest is dat er voldoende Kali wordt meegegeven voor een optimale groei. Als drijfmest wordt toegediend, kan men beter vooraf ongeveer 80 kg N/ha strooien. De hoeveelheid drijfmest die gebruikt mag worden is afhankelijk van het fosfaatgehalte van de mest en de fosfaattoestand van uw bodem. U mag op percelen met een hoge Pw-waarde minder fosfaat aanwenden. -Voor de actuele regelgeving rondom dit onderwerp kunt u het beste contact opnemen met uw bemestingsadviseur.
De datum voor het uitrijden van dierlijke mest is gelijk aan die van vorig jaar. Tussen 16 september en 1 februari geldt een strooiverbod. Drijfmest mag tot en met 31 augustus op zand- en löss uitgereden worden en op klei- en veengrond tot en met 15 september.
Let op: Zorg voor een goede verdeling en wacht tot de bodem voldoende draagkrachtig is. En het meest belangrijk: zorg dat de mest goed is gemixt.
In het voorjaar (Italiaans raaigras) en in het najaar kunt u met uw graszaadperceel extra stikstofruimte creëren. Hiervoor gelden de volgende regels:
Tijdelijk grasland
- Geef uw perceel Italiaans raaigras in het voorjaar op als tijdelijk grasland. U kunt daarmee extra stikstofruimte creëren.
- Geef uw perceel graszaad, alle soorten, in het najaar op als tijdelijk grasland. Wanneer u uw perceel vanaf 15 augustus tot minstens 15 oktober laat begrazen of laat maaien mag u extra stikstof ruimte bijtellen. Raadpleeg daarvoor de geldende gebruiksregels.
Overjarig perceel graszaad
- U kunt uw overjarig perceel graszaad opgeven als volgteelt. U mag dan volgens de geldende gebruiksregels kg N/ha bijtellen.
De stikstofgebruiksnormen gebruikt u om de totale stikstof-gebruiksruimte voor meststoffen voor uw bedrijf te berekenen. De stikstofgebruiksnormen zijn per gewas of gewasgroep vastgesteld.
Als u bij de teelt van graszaad in het voorjaar of najaar nog een voedersnede wint, dan kunt u het perceel in deze voorjaars- of najaarsperiode als grasland beschouwen en rekent u naast de norm voor graszaad ook met de norm voor tijdelijk grasland.
Onderstaande tabel geeft de normen weer voor de verschillende gras- en grondsoorten in kilo’s stikstof per hectare per jaar:
Grassoort |
Klei 2014-2017 |
Zand/Löss* 2014 |
Veen 2014-2017 |
Engels raaigras, 1e jaars |
165 | 150 | 155 |
Engels raaigras, overjarig |
200 | 185 | 195 |
Rietzwenk |
140 | 130 | 135 |
Rietzwenk, volgteelt |
60 | 50 | 55 |
Veldbeemd |
110 | 100 | 105 |
Veldbeemd, volgteelt |
60 | 50 | 55 |
Roodzwenk, 1e jaars |
85 | 75 | 80 |
Roodzwenk, 1e jaars volgteelt |
35 | 35 | 35 |
Roodzwenk, overjarig |
115 | 105 | 110 |
Roodzwenk, overjarig, volgteelt |
45 | 45 | 45 |
Westerwolds |
110 | 100 | 105 |
Italiaans |
130 | 120 | 125 |
Overige grassoorten |
90 | 80 | 85 |
Overige grassoorten, volgteelt |
45 | 45 | 45 |
Bestrijding van (zwarte) roest
Zwarte roest in raaigrassen
Zwarte roest is een typische Engels raaigrasziekte en kan enorme schade aanrichten aan de zaadopbrengst. Dit kan oplopen tot 50% lagere zaadopbrengsten. Zwarte roest is bruinoranje en bevindt zich op de aar en/of op de aarstengel, dus niet op het blad. Het begint met kleine haarden, die zich razendsnel uitbreiden.
- Voor de eerste bespuiting uit als de aar is gevormd, vlak vóór de bloei.
- Overleg met uw teeltadviseur welk middel u kunt aanwenden.
Afhankelijk van de weersomstandigheden kan (zwarte) roest vroeg toeslaan waarvoor vroeg spuiten onontkoombaar is.
- Controleer het gewas meerdere keren per week op nieuwe uitbraken, te herkennen aan kleine bruinoranje haarden die op diverse plaatsen optreden. In overleg met uw teeltadviseur opnieuw bestrijden.
Tot veertien dagen voor de oogst kan zwarte roest schade veroorzaken en is een bespuiting zinvol.
- Het is uitermate belangrijk het gewas blijvend te controleren.
Roest in veldbeemdgrassen
Ook in veldbeemd kan een roestaantasting op aar en/of aarstengel bijzonder schadelijk zijn. Hoewel een roestaantasting op het blad in dit stadium niet direct een probleem vormt, is een bespuiting toch zinvol.
- Leg de infectiebron droog voordat de aarpluim zichtbaar is. Dit voorkomt veel schade.
- Spuit altijd vóór de bloei, zolang er geen roest zichtbaar is.
Dit voorkomt een razendsnelle aantasting van aarstengel en pluim. Ook hier is advies van uw teeltadviseur voor u beschikbaar.