1 liter melk per koe meer met late rassen

Betere voederwaarde per kg ds met late schietdatum

 

Late rassen schieten minder snel door en halen een hogere grasgroei in de zomer. Het graslandmanagement vereenvoudigt en melkveehouders zien een hogere grasopname per koe.

Voor beweiding worden in Nederland traditioneel mengsels gebruikt van middentijdse rassen (schietdatum vóór 1 juni) in combinatie met late rassen (schietdatum op of ná 1 juni). Het verschil in schietdatum tussen deze rassen binnen een mengsel is hierdoor vaak meer dan één week. Oorspronkelijk is dit bedoeld om groeiritmes te combineren zodat een weiland zowel voorjaarsgroei als zomergroei heeft.

Het nadeel echter, is dat de middentijdse rassen er voor zorgen dat de weide begint te schieten (stengelgroei vertoont) op meerdere, vaak ongewenste momenten. Schietend gras wordt door de koeien zeer slecht opgenomen en de voerderwaarde daalt met meer dan 150 VEM. Daardoor zijn die percelen vervolgens niet meer bruikbaar voor beweiding. Vanuit Ierland weten we echter ook dat het gebruik van uitsluitend late rassen voor beweiding vele voordelen kent.

Betere kwaliteit in het voorjaar

Het schieten komt bij late rassen  7 tot 17 dagen later op gang. Dit speelt allereerst in de maand mei, hét moment waarop de eerste snede geoogst wordt en koeien vaak voor de tweede ronde in percelen ingeschaard worden. Door het later schieten van late rassen, kunnen veehouders in deze periode veel flexibeler met de percelen omgaan. Zolang het gras niet doorschiet, zou er opnieuw ingeschaard kunnen worden. Ook een maaiperceel kan een week langer blijven staan zonder kwaliteitsverlies, bijvoorbeeld in een periode wanneer het veel regent.


Het grote voordeel van een laat ras is dat de voederwaarde op peil blijft. Immers, nadat het gras begint te schieten, daalt de verteerbaarheid met 0,5 procent per dag. Een week later oogsten betekent bij een laat ras één liter melk per koe per dag extra.

 

Eenvoudig te managen

Een bijzondere eigenschap van late rassen is dat ze veel minder de neiging hebben tot stengelgroei. Dit leidt er toe dat ook in de zomer de percelen bladrijker blijven. Dit bevordert de opname en melkproductie enorm. Hierdoor is de grasbenutting per hectare hoger en hoeft er minder bijgevoerd te worden. Bovendien hoeven er minder percelen uitgemaaid te worden. Veel veehouders erkennen dit voordeel en geven aan dat met late rassen graslandmanagement een stuk eenvoudiger is.


De combinatie van weiden en maaien blijft op veel Nederlandse melkveebedrijven in stand. Met de toenemende koppelgrootte is eenvoudig te managen grasland essentieel. Een constant grasaanbod, hoge kwaliteit en weinig schieters is het doel. De late rassen blinken uit in deze eigenschappen en hierdoor zal het gebruik van late rassen in Nederland alleen maar toenemen. In mengsels waar veel middentijdse rassen worden gebruikt, liggen er daardoor kansen voor late rassen. Barenbrug past late rassen toe in mengsels voor beweiden.