Goede verdeling drijfmest over percelen steeds crucialer

Welke gevolgen heeft het wegvallen van de derogatie voor de toediening van drijfmest? “In veel gevallen is de drijfmest dan al vóór de zomer volledig toegediend”, zegt Wim Bussink van het Nutriënten Management Instituut. “Netjes bemesten en goed verdelen over de percelen is noodzakelijk.”

 

 

Reportage: Wim Bussink •  Tekst: Will van Hoof

Wegvallen derogatie: drijfmest vóór de zomer volledig toegediend

De derogatie wordt afgebouwd richting 2026. Welke consequenties heeft dat voor de bemesting van grasland? “In stappen gaan we terug naar 170 kg stikstof per hectare. Deze norm geldt nu al rondom Natura2000-gebieden en in drinkwatergebieden. Hier zien we dat bij een gemiddelde samenstelling van rundveedrijfmest, je nog ongeveer 40 kuub mag uitrijden. Doe je aan weidegang, dan gaat hier nog eens 5 kuub per 750 uur beweiding van af. De conclusie is dus dat je niet veel mest meer overhoudt voor bemesting. Als je geen mestoverschot hebt en koeien veel laat weiden, bijvoorbeeld 2.500 uur per koe, zakt de mestgift terug naar gemiddeld 25 kuub per hectare. Wat houdt dat in voor het bemestingsadvies? “In veel gevallen is de drijfmest dan al vóór 1 juli volledig toegediend. Pas je beweiding toe, dan kun je je percelen één tot anderhalve keer bemesten. Houd je de koeien binnen en maai je alle percelen, dan kun je maximaal twee keer mest uitrijden. Om toch de gewasopbrengst op het gewenste niveau te houden, wordt het dus nog belangrijker om de drijfmest te laten onderzoeken. Je moet weten hoeveel N, P en K er in de mest zit en de verhouding tussen het organische en minerale deel. Dan kun je alle nutriënten zo optimaal mogelijk over de percelen verdelen. Belangrijk is uiteraard ook dat je de mest heel netjes toedient.”

Hoe doe je dat in de praktijk?

“In veel gevallen bemest je voor de eerste snede 25 tot 30 kuub per hectare. Vroeg toegediende mest heeft namelijk de hoogste stikstofwerking. Na de eerste snede dien je de mest zoveel mogelijk toe aan maaipercelen en bij voorkeur op de percelen met de laagste fosfaattoestand. Bij veel weidegang is de mest na de eerste snede op. Eventueel kun je maisland minder mest geven, bijvoorbeeld 30 kuub per hectare bij een goed geslaagd vanggewas en rijenbemesting. met ongeveer 30 kg N per hectare. De drijfmest die je uitspaart, kan dan ook naar het grasland.”

Van deze consequenties zullen veel melkveehouders schrikken?

“Je moet zorgvuldig met de beschikbare mest omgaan en op een goede manier toedienen; netjes in de sleuf bij zodenbemesting en in smalle banen bij sleepvoetbemesting. In het voorjaar is dat meestal geen probleem. Als de draagkracht goed is, kan de mest al vroeg op het land. In de zomer ligt dat anders. Door droogte kan de grond hard zijn en is de mest moeilijker in de grond te brengen. Mest komt boven de sleuf uit en ligt op het gras. Dit betekent een lagere grasopbrengst door besmeuring maar ook een hogere ammoniakemissie, ofwel verlies aan stikstof. Pas daarom de mestgift aan de omstandigheden aan. Dit betekent onder droge omstandigheden maximaal 15 tot 20 kuub rundveedrijfmest per hectare of de bemesting uitstellen.”

Als je van juli tot aan maart geen mest uitrijdt, heb je minimaal voor negen maanden mestopslag nodig.

Wim Bussink
Het Nutriënten Management Instituut

Zijn alle toedieningstechnieken geschikt?

“Meest gebruikt zijn zodenbemesters. Boeren op veen en klei gebruiken de sleepvoetmachine waarbij de mest 50 procent verdund wordt met water. Met alle machines kun je een goed resultaat bereiken, maar het vraagt wel aandacht van de chauffeur, aandacht voor de machine én een op de machine en omstandigheden afgestemde mestgift. Zeker als we teruggaan naar 170 kg stikstof per hectare moet het toedienen van mest nauwkeurig gebeuren. Dat geldt trouwens ook voor het strooien van kunstmest. Doe dat netjes en maak gebruik van een kantenstrooier.”

Heeft het wegvallen van de derogatie nog andere gevolgen?

“Als je van juli tot aan maart geen mest uitrijdt, heb je minimaal voor negen maanden mestopslag nodig. Daarnaast komt er vanaf 2025 nog een korting op de stikstofgebruiksnorm van 20 procent voor gebieden die aangemerkt zijn als ‘nutriëntverontreinigd’. Bij nog minder stikstof daalt het eiwitgehalte in het gras. Dan moet je kijken hoe je dat oplost. Naast handhaven van je grasareaal en oogsten van lichtere snedes kun je bijvoorbeeld grasklaver of echte eiwitgewassen telen zoals luzerne, veldbonen of erwten. Dat vraagt om vakmanschap. Samenwerking met een akkerbouwer of een loonwerker is dan aan te bevelen. Zij kunnen met kennis en hun apparatuur een optimale opbrengst realiseren.”

 

 

Wim Bussink van Nutriënten Management Instituut in Wageningen is lid van de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen, een initiatief van LTO-Nederland dat gefinancierd wordt door ZuivelNL. Deze commissie maakt onafhankelijke bemestingsadviezen voor melkveehouders.

Vlinderbloemigen: de nieuwe stikstofleverancier

Als melkveehouder ben je gewend aan uitdagingen. Deze keer verandert er door het wegvallen van de derogatie weer veel op het boerenerf. Vanaf 2026 krijgen boeren geen uitzonderingspositie voor het uitrijden van mest: maximaal 170 kg stikstof per hectare is de norm. De vraag is hoe je met deze nieuwe regels je melkveebedrijf gezond kunt houden. Onze visie? Grasland en vlinderbloemigen gaan een belangrijke bijdrage leveren bij de oplossing.

klik hiernaast

Wil je meer lezen over vlinderbloemigen en grasland? Klik dan hiernaast.

Wil je meer lezen over vlinderbloemigen en grasland? Klik dan hiernaast.

Wil je meer lezen over vlinderbloemigen en grasland? Klik dan hiernaast.

terug